Consolidatie en Masterplan

Inleiding

Op deze pagina leest u de geschiedenis van de consolidatie en het masterplan. 

In het kader van de doelstelling van de Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten wordt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw gewerkt aan het achterstallig onderhoud en de conservering van de kasteelruïne. Nadat in de periode 1998 –2001 delen van de vijftiende-eeuwse oostvleugel conserverend werden hersteld (consolidatie – eerste en tweede fase) is in 2002 een consolidatieplan voor de noordvleugel ontwikkeld. Deze derde fase wordt is 2006 afgerond.

Hieronder volgt allereerst een overzicht van de beginperiode en de niet uitgevoerde plannen voor (gedeeltelijke) wederopbouw. Daarna wordt er aandacht besteed aan de inmiddels afgeronde eerste en tweede fase van de consolidatie en de actuele derde fase.

Beginperiode

In 1984 koopt een groep van vijf jonge gezinnen de zuidvleugel van de kasteelboerderij, de kasteelruïne met binnen- en buitengrachten en aangrenzend bos- en weiland van de barones Van Hövell tot Westervlier. De noordvleugel van de kasteelboerderij wordt verkocht aan de toenmalige pachter.

Al snel wordt besloten dat de woningen die in de kasteelboerderij gerealiseerd worden in privé-eigendom van de nieuwe bewoners zullen komen. De kasteelruïne met binnen- en buitengracht en het aangrenzende bos- en weiland worden ondergebracht in de Stichting Wederopbouw Kasteelerfgoed Asten, die in 1997 omgedoopt wordt tot de meer realistische naam Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten: SBKA.

keldergedeelte in de oostvleugel

Het kasteel in Asten kent verschillende bouwfases, die nog duidelijk herkenbaar zijn in de ruïne. De vroegste restanten komen uit de beginperiode van het kasteel omstreeks 1430. De keldergedeeltes in de oostvleugel, met bijvoorbeeld de oventjes uit de vroegste keuken, zijn hiervan een goed voorbeeld. De tweede belangrijkste bouwfase ligt in het begin van de zeventiende eeuw. Het kasteel wordt verhoogd met een verdieping en de voorburcht wordt gerealiseerd. De toren die goed bewaard is gebleven stamt uit deze tijd. De laatste fase is de restauratie in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen de noordvleugel grotendeels opnieuw opgebouwd is. Helaas heeft een brandbom aan het eind van de oorlog ervoor gezorgd dat ook hiervan slechts een ruïne rest.

De kasteelruïne in de nabijheid van de boerderijwoningen blijkt niet alleen een droom die uitkomt te zijn, maar ook veel verantwoordelijkheden met zich mee te brengen. Het behoud en onderhoud is geen lichte opgave. Het lidmaatschap van de Monumentenwacht (provinciaal georganiseerde onafhankelijke organisatie die zich inzet voor het behoud en in het bijzonder een goed onderhoud van alle aangemelde monumenten) en de door hen opgestelde onderhoudsrapporten maakt de Stichting al snel duidelijk hoezeer het behoud van een ruïne afwijkt van dat van normale monumentale bouwwerken. Zo is de conditie van het schilderwerk volgens de Monumentenwacht bijvoorbeeld een groot probleem, aangezien er geen kozijnen of deuren meer zijn!

Wanneer de Stichting zich breder oriënteert op ruïnes in Nederland, blijkt dat er relatief weinig vergelijkingsmateriaal is. Veel ruïnes zijn op een manier behouden, waarbij het karakter van een gebouw in verval uit het oog verloren is. De aanpak in Asten is dan ook redelijk uniek en heeft ervoor gezorgd dat de ruïne een natuurlijk karakter behouden heeft.

Er zijn twee heel goede vormen van consolideren.

De beste manier is eigenlijk om alles af te dekken met scherp zand en te onttrekken aan de beïnvloeding door weer en wind; een doeltreffende vorm, echter er is dan ook bitter weinig te zien.
De andere wijze is het bouwwerk te herstellen, zodat oude bouwdelen verankerd worden in nieuw metselwerk. Tevens wordt dan een dak geplaatst waardoor de natuurlijke elementen buiten gehouden worden.

De naamgeving in de startsituatie geeft al aan waar de voorkeur naar uit gaat. De Stichting Wederopbouw Kasteel Asten streeft in die tijd naar maximaal behoud en zoveel mogelijk herstel van het oude kasteel (restauratie).

Als eerste wordt er een beheersplan opgesteld, waarbij een aantal basisvoorwaarden vastgelegd werden. Zo worden kwetsbare gedeeltes afgezet en worden er afspraken gemaakt over de toegankelijkheid, met een beperkte openstelling en bezichtiging door middel van rondleidingen.

De Stichting heeft in die fase het geluk dat een bouwhistoricus, toen nog in opleiding aan de Technische Universiteit te Delft, geïnteresseerd raakt in de ruïne. Leo Wevers brengt de ruïne in kaart en geeft de Stichting bouwkundige adviezen. Hij is een belangrijke motor achter verschillende archeologische opgravingen en bouwkundige onderzoeken. Overigens is de heer Wevers, nu met een eigen historisch architectenbureau, nog steeds betrokken bij de uitvoering van diverse projecten op en rond de ruïne.

De eerste jaren werden gekenmerkt door het toegankelijk maken van het kasteeleiland en het opschonen en vrij maken van groen op het kasteelterrein. Uiteraard aanvankelijk met weinig financiële middelen, maar het werk leende zich goed om door vrijwilligers te geschieden (vakantiewerkkampen van de ANWB, schoolkampen). Vervolgens zijn in 1989 met behulp van het Astense bedrijfsleven ook de grachten opgeschoond.

In deze periode (1988-1989) vond er ook archeologisch onderzoek plaats, waarbij verschillende oude delen van het kasteel werden blootgelegd. De Stichting Wederopbouw Kasteel Asten moest al snel beslissingen nemen hoe deze kwetsbare delen het best behouden konden worden. Omdat de restauratieplannen op korte termijn door een gebrek aan financiële middelen niet haalbaar bleken te zijn, is besloten om bij de meest bedreigde bouwgedeeltes voor de eerste variant te kiezen, namelijk het afdekken van de bouwlagen met wit zand. Zo is een waterput die werd opgegraven afgedekt met planken en voorzien van een zandlaag. Ook een opgegraven ijskelder werd weer opnieuw afgedekt. Het authentieke veertiende-eeuwse keldergedeelte dat door de stichtingsleden onder het puin uit is gegraven, is een aantal jaren later (1995) met zand afgedekt.

De resultaten van deze opgravingen zijn goed vastgelegd en gedocumenteerd. In het boek De geschiedenis van de Heerlijkheid Asten dat onder redactie van Toine Maas in oktober 1994 is verschenen, wordt hieraan aandacht besteed. Ook het bouwkundig onderzoek van Leo Wevers en het resultaat van historisch onderzoek naar verscheidene andere aspecten komen hierin aan de orde.

In 1993 wordt er een nieuw gefaseerd plan gemaakt voor restauratie en wederopbouw.

Er wordt een ambitieus plan ontwikkeld voor de consolidatie van de oostvleugel: het bestaande metselwerk moet verankerd worden, details aangeheeld en de gehele bouwmassa met een tiental hechtere baksteenlagen opgehoogd om voldoende weerstand tegen het klimaat te kunnen bieden ( = vertraging van het vervalproces). De visie op consolidatie was vrij eenvoudig: opmetselen van muurresten met verschillende steenlagen, waarbij er na ongeveer vijftig jaar door natuurlijke erosie weer op de authentieke muurresten uitkomen om deze vervolgens weer voor een volgende periode op te metselen.

Vervolgens zou de restauratie van de traptoren centraal komen staan. Klimop zou deels verwijderd worden, het beschadigde metsel- en voegwerk aangeheeld en vloeren en trappen alsmede ook de kap zou hersteld worden zodat de toren als uitkijktoren zou kunnen fungeren. Ook zou binnen deze fase de terreininrichting verbeterd worden, zoals het aanbrengen van bestrating en een loopbruggetje.

bovenlagen voorzien van plaggen – muurnissen en oventjes in vijftiende-eeuwse keuken

Het aantal ruïnes in Nederland liep echter terug en de visie bij Monumentenzorg veranderde: herbouw en restauratie worden van de hand gewezen. Een ruïne maakt deel uit van een natuurlijk proces en gaat langzaam op in het natuurlijk geheel, waarbij verval geaccepteerd wordt.

Consolidatie – eerste en tweede fase

De Stichting kiest voor een andere opzet, namelijk zo min mogelijk ingrijpen in het bouwwerk en een gedeeltelijke natuurlijke afbraak tolereren in een proces waarin de natuur en het bouwwerk een nieuwe balans vinden. De doelstelling van wederopbouw vervalt hiermee en in 1997 wordt de naam van de stichting gewijzigd in de naam Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten.

De plannen worden bijgesteld en de Stichting richt zich op externe financieringsmogelijkheden. Er komt weer schot in de zaak. Uiteindelijk kan in 1998 gestart worden met de uitvoering van de eerste fase van de consolidatie van de kasteelruïne van Asten. Er worden (beperkt) steenlagen opgezet en op de bovenlagen van andere muurresten worden plaggen aangebracht om bescherming tegen vorst, regen en begroeiing te bieden.

gesmette bovenbalk

Een korte opsomming van de uitgevoerde werkzaamheden:

  • herstel muurnissen in keldergedeelte met oventjes en nissen;
  • steunbeer aan zuidkant;
  • hoektoren (heksentoren) doorgang gedeeltelijk teruggemetseld en scheur gedicht;
  • schouw van de oostelijke vleugel;
  • oostwand muurdelen vastgezet en kozijn geplaatst ter ondersteuning;
  • bovenlagen voorzien van plaggen;
  • doorgang naar eerste verdieping is ondersteund met een bovenbalk;
  • in kelder gedeelte van de oostvleugel is achterwand hersteld en hoek van tongewelf weer hersteld;
  • in jaren dertig gedeelte zijn muurdelen met elkaar in verbinding gebracht, nieuwe muurdelen worden aangeven door ze te ‘smetten’ (voorzien van een verdunde specielaag met een witte verkalking).

In 2002 volgt dan de tweede fase van het consolidatieplan. De drie losse penanten van de oostvleugel van het kasteel worden verankerd. In verband hiermee is er allereerst onderzoek gedaan naar de draagkracht van de bodem, waarbij ook de waterstand van de gracht en het grondwater een belangrijke rol spelen. Toen na bodemonderzoek bleek dat deze nog stevig genoeg was, zijn er op verschillende niveaus trekstaven aangebracht.

trekstaven

Consolidatie – derde fase

In 2002 wordt een consolidatieplan voor de derde fase ontwikkeld. Opnieuw door Leo Wevers (van Vlaardingerbroek & Wevers, bureau van architecten en bouwhistorici), die vanaf het begin van de Stichting en van zijn carriër betrokken is geweest bij het kasteel. Het merendeel van de werkzaamheden in deze fase betreft de standzekerheid van de muren en topgevels van de noordvleugel (jaren dertig twintigste eeuw). Een klein deel van de werkzaamheden betreft de keukenkelder in de oostvleugel (vijftiende eeuw).

Ook zal de klimopbegroeiing van de zeventiende-eeuwse traptoren teruggesnoeid worden. Een korte opsomming van de werkzaamheden.

  • Klimopbegroeiing: de klimop is zodanig uitgegroeid dat het nodig is om deze fors terug te snoeien, zodat de windbelasting aanzienlijk gereduceerd wordt. Het groene beeld van de ruïne blijft gehandhaafd. Ook het unieke bladerdak boven de traptoren blijft intact.
  • Scheuren: door het ontbreken van balklagen zijn voornamelijk verticale scheuren ontstaan. Deze trekken vuil en vocht aan, waardoor vervolgschade blijft ontstaan. Om dit tegen te gaan worden in de spouwmuren (dus uit het zicht) trekstaven aangebracht.
  • Spouwmuren: de spouwmuren worden aan de bovenzijde gedicht, zodat vervuiling en opvullen met bladeren, humus, zand etc. en daarmee samenhangende extra vorstschade voorkomen wordt.
  • Geveltoppen en schoorstenen: de standzekerheid is door het ontbreken van gordingen en dakvlakken niet verzekerd. Naast het al genoemde terugsnoeien van de klimop zullen de schoorstenen middels trekstaven verankerd worden en van afdekplaten voorzien worden.
  • Aanvulling metselwerk: Op een drietal plaatsen is aanvulling van metselwerk noodzakelijk om de onder 2 genoemde trekstaven te kunnen plaatsen.
  • Keukenvloer: De keukenvloer in de oostvleugel (vijftiende eeuw) werd tijdens de onderzoekingen in 1989 bestudeerd, waarbij onder andere een open goot naar de gootsteen in de klinkervloer werd aangetroffen. Na het onderzoek werd de vloer weer van een laag zand voorzien in verband met de zachtheid van de stenen en het risico van vorstschade. De zandlaag boven de bestaande vloer zal geëgaliseerd worden en hierop zal naar het oude patroon een nieuwe klinkervloer aangebracht worden.
  • overmatige klimopbegroeiing
    Toren en monitoring: De zestiende-eeuwse traptoren is eveneens voorzien van diverse verticale scheuren en staat ca. 36 cm uit het lood. Door de compacte vorm worden op korte en middellange termijn geen stabiliteitsproblemen verwacht. Wel is het van belang de scheurvorming in de gaten te houden. Daarom worden in de toren, en ook in de noordvleugel, scheurmeters geplaatst.
  • Onderhouds- en inspectieplan: Het opstellen van een inspectieplan is van groot belang, zodat de Monumentenwacht, die thans de ruïne volgens formulieren voor normale gebouwen inspecteert – en daarbij logischerwijze alles als bouwtechnisch slecht aanmerkt – weet hoe de inspectie plaats dient te vinden (metselwerk, spouwen, scheuren, vorstschade, begroeiing). Het onderhoudsplan zal aanwijzingen voor onderhoud bevatten (snoeiwerk, herstel van scheuren, mortelsoorten).

In juli 2004 is voor de consolidatie een monumentenvergunning verleend, een jaar later gevolgd door een vaststelling van de subsidie (op grond van het Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten 1997) op Euro 113.152,00. Het totale bedrag dat met de consolidatie gemoeid is, wordt begroot op Euro 161.645,00. Naast een bijdrage door de Stichting – uit donaties die zij ontvangen heeft – wordt het tekort gefinancierd door bijdrages van diverse instanties: de gemeente Asten, het Prins Bernard Cultuurfonds (Pfältzer-Birnie fonds), het VSB-fonds, het Jan van der Loo fonds en de provincie Noord-Brabant.

In februari 2005 zijn de werkzaamheden van start gegaan.